Het zal niet de eerste keer zijn geweest dat ik besefte dat er zoiets bestond als sociale klassen, al dan niet op basis van beroep; mijn vader had me er al regelmatig voor gewaarschuwd dat als ik mijn school niet afmaakte, ik zou eindigen in een fabriek aan de lopende band. Ik moest met mijn hoofd willen werken, niet met mijn handen. Daar was blijkbaar verschil tussen. Volgens mij heb ik het ook als kind nooit echt serieus genomen. Ik was dan ook plaatsvervangend beschaamd toen de glazenwasser het mikpunt werd van bijtende spot, geuit door twaalfjarige ettertjes in de brugklas van het Gymnasium in Zwolle. Dat was mijn klas.
Voor die tijd − maar ook erna − zag ik glazenwassers als kunstenaars. Glazenwassen is een handeling die, als zij perfect wordt uitgevoerd, er ook perfect uitziet. Voor mij zijn er weinig dingen fijner om naar te kijken dan wit sop op een raam dat met een wisser in één golvende, sierlijke beweging streeploos van het raam wordt getrokken. Wanneer de glazenwasser op een ladder voor ons schoolraam verscheen, was wiskunde, Engels en zelfs geschiedenis niet meer aan mij besteed. Dan keek ik gebiologeerd naar de ingesopte ramen. Geschokt was ik dan ook toen uitgerekend op dat moment een jongen achterin de klas, ik meen ook nog met een raar hoog stemmetje, riep: “Hé, meneer de glazenwasser, u heeft vast een heel hoge functie!” De hele klas lachte.
Ik vrees dat het moeilijk is om in deze wereld geen minderwaardigheidsgevoelens te ontwikkelen als je niet in staat bent om een hbo- of universitaire opleiding af te ronden. Dat je met een lagere intelligentie minder tot geen kans maakt om een fatsoenlijk salaris te verdienen wordt gezien als een vanzelfsprekendheid, terwijl ik het als pertinent onrechtvaardig beschouw. Als je niet gezegend bent met een IQ van 105 of hoger kun je het schudden; dan ben je veroordeeld tot het mbo, waarvan keer op keer het beeld wordt geschetst dat het een soort kansarmengesticht is. Dat daar de mensen worden opgeleid die onze maatschappij dragen, lijkt niet door te dringen. Dat ze voor die last vaak schandalig weinig betaald krijgen ook niet. Tot overmaat van ramp bestaan er dingen als verzekeringen voor hogeropgeleiden (je weet wel, Promovendum), dating voor hogeropgeleiden (je weet wel, e-Matching) en LinkedIn, wat ook een hoogopgeleidenfeestje is. Want ja, laagopgeleiden veroorzaken alleen maar schadeclaims, zijn te dom om een relatie mee te hebben en snappen dus niks van netwerken en carrière maken. Gelijke kansen, m’n reet.
Ik weet hoe het gaat, want ik ken beide kanten: ik heb in de schoolbanken gezeten met omhooggevallen gymnasiasten, een universitaire bachelor geschiedenis gehaald en in mijn werk ervaar ik hoe er in de maatschappij naar koeriers gekeken wordt. Of moet ik zeggen ‘koeriermannetjes’ (lees: Zo groot mogelijke worsten)? Maar met mij hoef je geen medelijden te hebben. Terwijl mensen om mij heen bij bosjes omvallen en bezwijken onder werkdruk, werk ik zo veel of weinig als ik zelf wil, verdien ik prima, ga ik op vakantie wanneer ik zin heb en heb ik geen baas die in mijn nek hijgt.
In mijn tijd als taxichauffeur had ik eens een dichter in mijn taxibus. Op een gegeven moment vroeg hij me: “Is dit alles wat je doet of heb je ook nog een echte baan?” Je moet maar durven. Vervolgens had ik met hem uitvoerige gesprekken over Solzjenitsyn en andere Russische ex-gevangenen die over hun gevangenistijd geschreven hadden. De rest van de rit probeerde ik hem uit te leggen dat er een essentieel verschil was tussen de manier waarop Solzjenitsyn en Sjalamov aankeken tegen de cultuur van de echte criminelen in de goelagkampen. Vermoeiend. Alsof ik wilde zeggen: “Zo ben ik niet, hoor. Ik zit dan misschien op de taxi, maar ik weet ook dingen.” Waarbij ik niet wist wat ‘zo’ was en ik ongewild precies bevestigde waar ik nu tegen ageer. De eerstvolgende keer dat ik de dichter ophaalde, gaf hij me een exemplaar van zijn nieuwste dichtbundel. De titel was een samentrekking van twee bestaande woorden die samen een niet-bestaand woord vormden. “Wat betekent het?” vroeg ik hem. Hij zei dat me dat wel duidelijk zou worden als ik de bundel las. Ik las ‘m, maar begreep er geen zak van.
Een vriendin stuurde me eens een onderzoek door over empathie onder jongeren. Daaruit kwam naar voren dat mbo-studenten veel empathischer zijn dan hbo- en universiteitsstudenten. De jongeren werden geconfronteerd met foto’s van armoede of mensen die duidelijk in de put zaten. Wanneer hun werd gevraagd om een mogelijke verklaring, waren hbo’ers en universitairen snel geneigd de ellende te wijten aan de persoon zelf. Onverantwoordelijkheid, verkeerde keuzes; hij of zij zal wel zus of zo hebben gedaan. Ze geloofden in het fabeltje dat het leven maakbaar is en succes een keuze is. De mbo’ers daarentegen weten het aan pech of tegenslag en droegen voorbeelden aan hoe iemand in de penarie kon zijn geraakt. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat mbo’ers vaker afkomstig zijn uit minder fortuinlijke gezinnen en zo zelf vaker geconfronteerd worden met tegenslag. Ze begrepen wat pech is en hadden in dat opzicht een realistischer beeld van de wereld. Hogeropgeleiden beseffen vaak pas rond hun veertigste door middel van een burn-out dat je niet alles kunt bereiken en dat jezelf krom werken voor een dure auto en een groot huis niet zaligmakend is. Sommige mensen leren dat nooit.
Een jaar of wat geleden had een klant van me een dure designtafel gekocht van een Amsterdammer die aan het Vondelpark woonde. De klant had mij gevraagd om het ding op te halen. Ik arriveerde in Amsterdam. In de parkeergarage onder het pand stonden uitsluitend Porsche’s, Bentley’s en Maserati’s. Van mijn klant vernam ik dat de man zijn appartement verkocht had en drie verdiepingen hoger ging wonen, ‘want hij wilde weleens een ander uitzicht’. Zijn huidige appartement had hij verkocht aan Albert Verlinde.
Toen ik het enorme, lege appartement betrad, bleek dat de poten van de ronde tafel nog gedemonteerd moesten worden om hem fatsoenlijk te kunnen vervoeren. Hoewel je kunt beargumenteren dat zoiets de taak van de koper dan wel verkoper is omdat een koerier slechts vervoersklare goederen vervoert, was het me bij de aanblik van hun gezichten meteen duidelijk dat dit een klusje voor mij ging worden; ze keken alsof hun gevraagd was 395 en 923 uit het hoofd met elkaar te vermenigvuldigen.
Omdat de verkoper van de tafel niet begreep wat ik met een ‘kruiskop’ bedoelde, kwam hij aanzetten met zijn hele gereedschapsvoorraad: een houten kistje waarin een hamer, een tang en wat schroevendraaiers lagen. Hij keek in het kistje alsof er iets in Chinees schrift ingegraveerd stond. Zo rechts als hij ongetwijfeld stemde, zo links waren zijn handen. Het was duidelijk dat de man zelf nooit een lamp verwisselde of een schilderijtje ophing. Ik kroop onder de tafel, schroefde al liggend op mijn rug het tafelblad los, tilde het naar beneden en legde het in mijn bus. Terwijl ik tussen de dure sportwagens de verkoper een hand gaf, sprak hij duidelijk verbaasd uit: “Je komt echt heel betrouwbaar over.” Ja, soms lukt me dat.
© Sjaak van Haaster
Haaster Koeriersdienst Deventer | Zutphen