Als het een vooropgezet plan was geweest om een hulpeloos jong katje op te pikken, dan waren zij en ik waarschijnlijk niet op een verregende dag naar een schildpaddenpark op Corsica gegaan. Te meer omdat de reis ernaartoe geen plezieruitje was. Mocht je ooit gedacht hebben dat reizen met veerboten luxe met zich meebrengt, dan helpt Corsica Ferries je snel uit die droom.
Het begon al bij het zoeken van de haven van Savona, dat iets ten westen van Genua ligt. De op Google Maps weergegeven Porto di Savona, bleek niet de enige haven van Savona te zijn. De portier aldaar verwees ons naar de haven waar de veerboten naar Bastia vertrekken, acht kilometer verderop. Die haven ligt dan weer in een dorpje dat Vado Ligure heet, om het overzichtelijk te houden. Een bord met Ferry’s 8 km erop of het adres van de juiste haven in de bevestigingsmail had alle stress en verwarring voor eens en voor altijd bij alle Corsica-gangers kunnen wegnemen, maar er ontbreken wel meer voor de hand liggende dingen in deze wereld. Hoewel metalen bollen op de vloer van het autodek duidelijk indiceerden dat de auto’s drie rijen breed opgesteld moesten worden, deed Corsica Ferries het in vier. Het gevolg was dat niemand meer op een fatsoenlijke manier uit kon stappen zonder de lak van de auto ernaast te beschadigen.
Werken op een veerboot moet ongelooflijk kut zijn, getuige het chagrijn en de schofferingen van het veerbootpersoneel die ons ten deel vielen. Of we nou bij de hoofdbalie de sleutel van onze hut gingen ophalen na een kwartier in de rij te hebben gestaan of aan een willekeurige reus in een oranje hesje vroegen waarom de hut van buitenaf niet afgesloten kon worden, irritatie en ongeduld was wat ons toekwam. Neem daarbij de Italiaan die in de lounge luid snaterend met zijn moeder aan het videobellen was, het gebulder van de motor dat ’s nachts zo overheersend was dat het leek alsof je in de machinekamer sliep en de onverstaanbare doch zeer schelle stem die ons vanuit een boxje in het plafond na een gebroken nacht ’s ochtends vroeg anderhalf uur voor aankomst wakker kwetterde en je wist dat je vooral voor de ervaring betaald had. Bij het verlaten van de boot werd je in het Italiaans afgesnauwd als je je auto niet snel genoeg uit de rij manoeuvreerde waarin iedereen bumper-aan-bumper stond. ‘Kun je niet rijden of zo? Koop een fiets!’ Ook dat was inbegrepen bij het astronomische bedrag dat we voor onze overtocht betaald hadden.
Zeshonderd euro. En dat buiten het hoogseizoen. Er zijn goedkopere manieren om je te laten naaien.
Reizen per veerboot kan een aangename ervaring zijn, mits de zee niet te wild is, de boot niet te oud of te druk en het weer niet te slecht. Enkele jaren geleden voer ik voor mijn werk op een zonovergoten nazomerdag van Barcelona naar Palma de Mallorca met in mijn bus gereedschap voor een garantieklusje aan de boeg van een miljardairsjacht – de bijzonderste opdrachten kunnen de meest zinloze zijn. Op het dek liet ik mijn rug insmeren door een aantrekkelijke transseksuele vrouw die dat vol overgave deed. Als een rederij dit naast de overtocht zou aanbieden, zou ik het er zeker bij boeken. De rest van de middag lag ik als een zonnepaneel op een ligbed op het helikopterdek uv-straling te verzamelen. Deze boot had ik overigens op een haar na gemist, zoals ik wel meer boten in mijn leven gemist heb. Maar ach, wie niet? Ik houd me verre van mensen die beweren altijd alle boten te halen.
Maar goed, er ging dus van alles aan vooraf voordat we het doorweekte katje in het schildpaddenpark vonden. Het was onze laatste dag op Corsica en ons enige doel van die dag was ’s avonds de boot terug naar Savona halen. Voor het eerst die week was het regenachtig. Of nou ja, laat dat achtig maar weg; het regende. Het regende pijpenstelen eigenlijk. Het regende zo hard dat we bij het passeren van het schildpaddenpark dachten: hier gaan we naartoe.
Als het om dieren gaat, ben ik bijzonder weekhartig. Bij mensen heb ik toch altijd het gevoel dat ze hun ellende door hun stompzinnige gedrag aan zichzelf te wijten hebben, maar dieren zijn zo verschrikkelijk onschuldig. Ik aai ze allemaal: honden, katten, koeien, biggen, hagedissen. Hommels zijn twijfelgevallen; ze zijn wel lekker zacht, maar niet zo aaibaar.
Net op het moment dat mijn aaiverzadiging ten aanzien van schildpadden nabij was, sprong een klein, doorweekt, oranje-wit katje op een houten bankje naast ons. Het was zo jong dat de vacht nog pluizig was en de ogen nog blauw. Het rilde van de kou. Was de moeder in de buurt of was ze overreden door een auto en zwierf het kleintje al dagen hulpeloos rond? Na ons ervan vergewist te hebben dat er in geen velden of wegen andere katten of kittens te bespeuren waren – we wilden het niet wegrukken bij haar moeder – besloten we het mee te nemen.
Binnen een half uur had het beestje mijn auto ondergekakt en ondergekotst. Daarna wikkelde zij het in een doek en viel het in slaap. Met een kartonnen doos en houtkorrels improviseerden we op de achterbank een kattenbak, die het vijf weken oude katje tot mijn verbazing zonder aanwijzing op het juiste moment wist te vinden. Het is wonderlijk waar je je als volwassene allemaal over kunt verbazen.
Terwijl de heenreis een onaangename en misantropische ervaring was geweest, ontdooide het botte personeel van Corsica Ferries spontaan bij het opmerken van het snoezige katje. Grote bootwerkers met oranje hesjes aan en handen als kolenschoppen verdrongen elkaar om het weerloze schepseltje te aaien en te liefkozen. Ook de verkeersregelaar bij de Gotthardpas ontglipte een schaterlach toen hij bij het wijzen van de weg het slapende beestje op mijn schoot opmerkte.
’s Nachts op de boot zocht het diertje beschutting onder mijn arm of onder die van haar. Aandoenlijk hoe kleine wezentjes al in hun vroegste bestaan zoeken naar de warmte of bescherming die voorhanden is. Aandoenlijk ook hoe grote, woeste mannen vertederd raken door kleine katjes.
© Sjaak van Haaster