De aftakeling van alles

De planologen hebben van Coventry een zooitje gemaakt. Het centrum van de stad is een ratjetoe van gebouwen, die qua onderlinge samenhang minder met elkaar van doen hebben dan de studierichtingen op een willekeurige universiteit. Oud en nieuw staan naast elkaar, waarbij oud in de minderheid is en nieuw lelijk en koud. Van de oude kathedraal, die in de Tweede Wereldoorlog onder het geweld van Duitse bommen gesneuveld is, zijn alleen de toren en de muren van het schip overeind blijven staan. De binnenruimte die ik tussen de zwarte spijlen van het metalen hek door kon zien, maakte duidelijk dat het een imposante kathedraal moet zijn geweest. Naast de oude kathedraal is een nieuwe gebouwd, de torens zijn vrijwel identiek. Dat schijnt zo te horen. Hadden ze de rest van het centrum ook maar in oude stijl herbouwd.

Het is mijn tweede keer in Engeland. De eerste keer dat ik er was, moest ik voor mijn werk naar een haven in Cornwall. Het was midden in de zomer en het regende die dagen onafgebroken. Nu had ik vakantie, was het winter en regende het opnieuw. Een cynicus zou kunnen concluderen dat het verschil tussen een bezoek aan Engeland in de zomer en de winter een verschil is van een graad of vijf. Gelukkig ben ik geen cynicus, al is de kans groot dat ik er ooit een word.

De bus die me van Bedworth naar het centrum van Coventry bracht, reed door een troosteloze straat met aan weerszijden vervallen erkerwoningen, waar stuk voor stuk vergeelde vitrage voor de ramen hing. Op de stoep lagen vuilniszakken, al dan niet opgestapeld. De rest van het straatgezicht werd ontsierd door graffity, zwerfafval en schreeuwerige, felgekleurde reclame-uitingen. De aftakeling van dat wat ooit nieuw en proper was geweest, schokte me. Eerder deze vakantie verbaasde ik me al over de hier en daar erbarmelijke staat waarin de Engelse infrastructuur verkeert. Na een regenbui blijft het water overal staan, de voorspelbaarheid hiervan wordt duidelijk aan de hand van waarschuwingsborden met ‘flooding’ erop.

Ín de bus was de atmosfeer al niet veel beter. Twee bankjes voor mij zat een man met capuchon op en zonder oortjes in luidruchtige filmpjes af te spelen op zijn mobiele telefoon. Uit het herhaaldelijk abrupte einde van het geluid was op te maken dat hij geen ervan helemaal uitkeek. Een andere man die de bus betrad, praatte met draadloze oortjes in in het luchtledige. Een vrouw achterin was hardop aan het bellen: “She broke my heart, I’m not joking!” Dat wat twintig jaar geleden ronduit asociaal was geweest, is volstrekt normaal geworden. De enige manier om ermee om te gaan, is je er niet aan ergeren. Ik moet bekennen dat dat me slecht af gaat.

De wet van de remmende voorsprong heeft zich flink uitgeleefd in het land dat ooit een wereldmacht was. In het Coventry Museum of Transport is meer vergane glorie te zien. Verschillende automodellen, voortgekomen uit de ooit zo imposante Britse auto-industrie waarvan Coventry het centrum was, worden in het museum tentoongesteld. Goed opgepoetste Humbers, Daimlers, Triumphs, Hillmans, Rovers en Jaguars staan opgesteld om bezichtigd te worden. Aan het einde van de toer is aandacht voor de teloorgang van de Britse auto-industrie; de laatste modellen die tentoongesteld worden, zijn karakterloze Peugeots die in de nadagen de productie van de Britse auto’s vervingen. In de bus terug naar het oude mijnwerkershuisje in Bedworth dat mijn vriendin voor ons had geboekt, werd ik plotseling overvallen door een bui van neerslachtigheid. Vernietigde kathedralen, werkloze fabrieksarbeiders, bedelende daklozen, vervallen huizen, een mens kan op een dag maar een beperkte aftakeling aan.

Toen ik terugkwam in het huisje, was mijn vriendin The Father aan het kijken, een door en door verdrietige film over een bejaarde man, gespeeld door Anthony Hopkins, die langzaam wegzakt in een toestand van dementie. De desoriëntatie waarin hij terechtkomt, is hartverscheurend. Meer dan ooit was ik bang om zelf een oude cynicus te worden, soms was ik bang dat ik het nu al was. Ik denk dat het thema van deze dag ‘vergankelijkheid’ was, maar ik geloof niet in dagthema’s. Ik geloof wel in toeval. Heb ik dat al wel eens gezegd?

© Sjaak van Haaster