Het leven, reiskutjes en de dood

Mijn leven ging verder met mij waar andere levens stopten. Een vlinder raakte verstrikt in mijn ruitenwisser en fladderde er door de rijwind vrolijk op los. Schijn bedriegt. Het gebeurde op de Hunebed Highway, een moderne menselijke constructie, vernoemd naar een prehistorisch menselijk bouwwerk. De geschiedenis moet bewaard blijven, vooral als deze heldhaftig is. Directer nog werd ik geconfronteerd met de vergankelijkheid op een steenworp van mijn huis. Een rood-wit lint, politieagenten, mondkapjes en bezorgde buren. De weeïge lijkenlucht die bij het voorbijrijden via het ventilatiesysteem van de auto mijn neus binnendrong, liet weinig aan de verbeelding over.

Elke avond hoor ik vanuit mijn woonkamer hoe de klokken op de Broederenkerk het sluiten van de stadspoorten aankondigen. Vroeger was dit het teken voor mensen die zich buiten de stadsmuren bevonden om zich als de sodemieter naar binnen te begeven. Was je te laat, dan sliep je buiten. De poorten zijn verdwenen, de stadsmuur is veranderd in een ruïne. Het is een mooie traditie als je het mij vraagt. Als historicus fascineert het mij wat mensen meenemen uit het verleden en wat ze overlaten aan de vergankelijkheid of verkiezen te vergeten. Tradities worden in ere gehouden, maar harde lessen vergeten. Maar ach, wat valt er te verwachten van een intelligente diersoort die veelal niet weet wie die zelf is, laat staan zichzelf in het verleden. Leuk was het en leuk zal het zijn.

Een mens denkt wat na onder het autorijden. Als een koe die op de eerste mooie lentedag springend en schoppend de wei betrad, zo lanceerde ik mezelf richting Dresden. De stad zelf vormde een wijze les uit het verleden; in 1945 werd Dresden het slachtoffer van een onzinnig bombardement waarbij 25.000 mensen het leven lieten. Ik raasde met 140 kilometer per uur over de Duitse autobahn, wurmde me door krappe baustellen en als ik niet raasde stond ik op wc’s waar je travelpussy’s uit een automaat kon trekken. Nog nooit was ik in de verleiding geraakt om zo’n reiskutje (geen autocorrectie nodig!) mee te nemen, niet in de laatste plaats omdat ik me niet kon voorstellen dat zo’n ding het op enig vlak haalde bij een echte. Anders was het voor vijf euro zeker geen slechte koop. Even later was ik getuige van een macaber tafereel waarbij de dood wederom opdringerig zijn neus aan het venster drukte, als-ie zich niet al had aangediend; uit de totaal verpulverde vrachtwagencabine aan de overzijde van de vangrail kon geen levend mens gekropen zijn. Ook geen dood mens trouwens. Ik lachte in mezelf om het idee dat de chauffeur in kwestie was afgeleid door zijn reiskutje. Een vriendin opperde dat een reiskutje ook de benaming kon zijn voor een vrouw die je meenam op reis. Hilarisch. Verwerpelijk ook, maar van een beetje associëren is nog nooit iemand slechter geworden. Of wel?

Wat was het tegenovergestelde van de dood? De meesten zouden zeggen: leven! Maar wat was leven? De vriendin van het reiskutje introduceerde me in de wereld van de non-dualiteit waarin het enige verschil tussen leven en dood bewustzijn is. Wij zijn bewustzijn. Op televisie zag ik een filosoof die de vraag ‘wie ben ik’ ontleedde tot er niets meer over was. De vraag raakte verdwaald in mijn hoofd. Welke zijwegen ik ook nam, er was geen bevredigend antwoord. Ik liep ermee rond, totdat een caféganger op een nabij terras het treffender verwoordde dan wie dan ook dat tot nu toe gedaan had. Hij zat daar gewoon, gehuld in gerafelde kleren, met slierterig, vettig haar dat langs zijn slapen hing. Op zijn schoot hield hij een gitaar vast waarop hij liedjes speelde zoals zijn ingevingen hem toekwamen. Luidkeels zong hij mee, dan weer stak hij een sigaret op en keek met een verzaligde glimlach om zich heen, waardoor je de neiging kreeg hem op z’n zalvende bek te rammen. Toen een vrouw hem vroeg waarom hij daar zat en muziek speelde, antwoordde hij: “Ik kan alleen maar zeggen dat ik gewoon ben.” Gadverdamme. Maar die klootzak had wel gelijk.

© Sjaak van Haaster

Angst

Iedereen is bang en dat is begrijpelijk: het leven in deze wereld is doodeng. Er zijn zo veel angsten die grip op je kunnen krijgen als je niet oppast: faalangst, bindingsangst, verlatingsangst, angst voor afwijzing, angst voor afkeuring, angst om dierbaren te verliezen, angst voor sociale situaties, angst voor verlies van status, angst om je baan kwijt te raken, angst om niet rond te kunnen komen, angst om ziek te worden, angst om dingen te missen en zo kan ik nog wel even doorgaan. Zeker enkele angsten uit het bovenstaande rijtje kan ik in meer of mindere mate aan mezelf toeschrijven. En eerlijk gezegd denk ik dat dat voor iedereen opgaat. Angst is inherent aan het mens-zijn en dus inherent aan het leven. Wie beweert nooit bang te zijn, kent zichzelf gewoon erg slecht. En mensen die zichzelf slecht kennen, zijn niet leuk om mee om te gaan.

Maar het leven gaat toch over gelukkig zijn? Ik ben bang van niet. Het leven gaat over je angsten onder ogen zien en proberen ze te overwinnen of op z’n minst te accepteren.

Statistisch gezien loop ik vanwege mijn werk een bovengemiddeld risico om te verongelukken. De auto is nou eenmaal niet een van de veiligste vervoersmiddelen in de wereld. Soms speelt de angst om een ongeval te krijgen even op. Is dat erg? Nee. Het houdt me alert en het zorgt ervoor dat ik veilig van A naar B probeer te geraken. Als de angst om te verongelukken me volledig in z’n greep zou krijgen en ik dientengevolge niet meer in de auto zou durven stappen of alleen met bezwete handen achter het stuur zou kunnen zitten, dan pas zou het problematisch worden.

Wat ik eigenlijk probeer te zeggen is: angst is goed. Het waarschuwt ons en houdt ons alert. Pas als angsten ons belemmeren in ons dagelijks leven wordt het een probleem. Want zeg nou zelf; een koerier die geen auto durft te rijden heeft wel een probleem. Dit bedacht ik me allemaal tijdens een vier uur durende rit naar Gent. Tijdens de avondspits op de ring van Antwerpen ben je sowieso iets meer geneigd om over angsten en je eigen veiligheid na te denken.

Wederom moest ik in de Gentse haven zijn. Opnieuw belandde ik op een schip vol met Russen. De houten kist achterin mijn auto die een kleine tweehonderd kilo woog, werd door enkele pezige arbeiders uit mijn auto gesleept alsof het niets was. Ze slingerden er een paar spanbanden omheen, hingen die aan de kraan van het schip en vervolgens werd het ding aan boord getakeld. Rouwdouwers zijn het, die Russen. Waar zouden zij bang voor zijn, vroeg ik me af.

Angsten overwinnen, hoe doe je dat eigenlijk? Eerlijk gezegd heb ik geen flauw idee. Je eraan blootstellen? Wellicht. Exposure wordt dat ook wel genoemd. Dat gaat natuurlijk prima als je pleinvrees of een spinnenfobie hebt, maar je doodsangst overwinnen door middel van exposure is wat lastiger. Sommige mensen zijn echter überhaupt niet bang voor de dood. Dat schijnt enorm bij te dragen aan je geluk, omdat je daardoor onbevangener en minder krampachtig in het leven staat. Een van die mensen was mijn oma. Ze is onlangs overleden. Ik kan haar dus niet meer vragen hoe ze haar doodsangst overwonnen heeft.

Mijn oma is 93 jaar geworden. Ze heeft de crisis meegemaakt, is in de Hongerwinter meerdere malen van Hillegom naar Drenthe gelopen, heeft twaalf kinderen op deze wereld gezet en heeft zich samen met mijn opa het brood uit de mond gespaard om al hun kleinkinderen met hun verjaardag een ansichtkaart met geld te kunnen sturen.

Ze was een vroom katholiek. In de kathedraal van Gent stak ik een kaarsje voor haar op. Ze lag toen op sterven. De volgende dag ging ik afscheid van haar nemen en ik wist zeker dat ze het een heel mooi gebaar zou vinden. Ze lag al twee weken op bed en was ernstig verzwakt, maar niet bang. Ze zei dat ik niet moest treuren, want ze had een goed en lang leven achter de rug en alles gehad wat ze wilde hebben. Ondertussen maakte ze ook nog grapjes. Ik was diep onder de indruk van haar mentale kracht.

Het laatste en waardevolste wat ik van mijn oma leerde, is dat niet te veel willen en tevreden zijn met wat je hebt en met wie je bent de beste remedie is tegen angst. Wie niet hoeft te presteren is niet bang om te falen. Wie blij is met zichzelf is niet bang om afgewezen te worden. Wie geen waarde hecht aan geld en status is niet bang om te verliezen. En bovenal: wie met tevredenheid terugkijkt op zijn leven is niet bang om te sterven.

Ik vergat mijn oma te vertellen van het kaarsje. Enkele weken later stak ik in de kathedraal van Augsburg een nieuwe voor haar op.

© Sjaak van Haaster – Tekstbureau de Taalformule