Uitzwaaikijken

‘Tja, wat moeten we nou met jou?’ zei de grote, rossige, bebaarde examinator toen we weer aan tafel zaten in het CBR-gebouw. Ik vond het maar een vreemde vraag, maar ik vermoedde ook meteen dat ik geslaagd was. Je moet wel een enorme lul zijn om iemand na een dergelijke vraag alsnog te laten zakken. Zojuist had ik mijn praktijkexamen voor de vrachtwagen afgelegd. In mijn wereld waren examinatoren tot dan toe mensen die kandidaten op onduidelijke gronden lieten slagen of zakken, maar ten minste in staat waren om daar zelfstandig een keuze in te maken. ‘Hoezo?’ vroeg ik dan ook verbaasd. ‘Nou,’ zei hij, ‘misschien kun je me nog overtuigen.’ En weg was mijn beeld. Ik ga jou helemaal nergens van overtuigen, klootzak, dacht ik terwijl ik broedde op een gevatte reactie. Sommige mensen denken dat je alles moet zeggen wat je denkt. Dat denk ik niet. Sommige mensen vinden dat sommige mensen te veel macht hebben. Dat vind ik wel.

Och, het ging best aardig, al zeg ik het zelf. Terwijl ik de examinator, mijn rijinstructeur en mijzelf veilig door het Deventerse ochtendverkeer loodste, iedereen voor liet gaan die ik voor moest laten gaan en me gelukkig prijsde dat de verkeersgoden me gunstig gezind waren, grapte de examinator wat over door hem ingehuurde figuranten die het mij wel erg makkelijk maakten. Intussen keuvelden de mannen wat over het weer, over al dan niet aangeschafte motoren en over het erbarmelijke niveau van andere rijinstructeurs. Want ja, dat vinden ze mooi hè, die mannen: vertellen hoe het zit, hoe het moet en hoe het hoort. Nee, aan hen zal het niet liggen. Nooit. Ondertussen volgde ik braaf de achteloze commando’s op, die ik tussen het oreren door ontving: hier links, daar rechts, tweede stoplicht links. Pardon, verkeerslicht. Mijn fout.

‘Heb jij wel eens van uitzwaaikijken gehoord?’ vroeg de examinator halverwege de rit. Die term kende ik niet, maar ik dacht meteen aan het moment tijdens de rijles waarop de instructeur tegen mij had gezegd dat ik bij het nemen van een haakse bocht ‘wel even op mijn uitzwaai moest letten’. Omdat hij het er daarna nooit meer over had, vertrouwde ik erop dat het wel snor zat. Niet dus. Dan maar bluffen. ‘Ja’, zei ik met meer zelfvertrouwen dan ik op dat moment voelde. ‘Oké, want ik vind dat je daar nogal slordig mee omgaat. Die tip geef ik je mee.’ Nu wist ik dat het erop of eronder was.

Het aandokken – een bijzondere verrichting – ging goed, al is dat niet veel meer dan het achteruit parkeren van de vrachtwagen tussen twee metalen geleiders, terwijl je in je achteruitrijcamera kijkt of je de pui van het pand niet aan gort rijdt. Vanaf het dok was het nog maar een klein stukje terugrijden naar de examenlocatie. Ook daar gaf ik overal waar het moest richting aan, keek ik in mijn spiegels en reed ik niemand dood.

En daar zaten we dan tegenover elkaar aan tafel. Hoe moest ik hierop reageren? Hem smeken me te laten slagen omdat ik toch zo mijn best had gedaan? Hem zeggen dat hij een waardeloze examinator was als ie niet in staat was om aan het eind van een examenrit een gedegen oordeel te vellen? Dat het ongepast was om een gespannen examenkandidaat zo uitdrukkelijk in het ongewis te laten? Ik achtte zijn ego te groot om die zonder rancune te incasseren. Goed, ik ging die klootzak dus nergens van overtuigen. Daarom zei ik: ‘Ik wist niet dat ik het zelf mocht bepalen.’ Een beetje bijdehand, dat geef ik toe, maar mijn eigen ego moest ook gevoed. Vervolgens hoorde ik mezelf zeggen dat ik na zijn uitzwaaiopmerking toch echt consequent in mijn spiegels had gekeken. Bah, was ik er toch ingetuind.

Nadat hij mij nog even fijntjes had gewezen op al mijn andere tekortkomingen, zei hij: ‘Nou, ik ga je feliciteren’, en stak zijn grove, knuistige hand naar me uit. God zij genadig. Bij de gratie van een grote, doch niet enorme lul was ik geslaagd voor mijn C-rijbewijs. Toen ik hem vroeg naar zijn algehele indruk van de rit – ik wil per slot van rekening iets leren – zei hij dat het beter was het daar niet over te hebben, want anders ‘bedacht hij zich misschien nog’.

Enigszins verward stond ik weer buiten met mijn instructeur. Toen ik hem vroeg waarom hij mij niet vaker had gewezen op het ‘uitzwaaikijken’, zei hij dat ‘hij vooraf het gevoel had dat het wel oké ging’. Duidelijk en specifiek instrueren was volgens hem twintig lessen á €82,50 per uur lang afgezien van één opmerking blijkbaar niet nodig geweest. Nee, aan hen zal het niet liggen, die mannen. Om me op te beuren, voegde hij er aan toe: ‘De examinator was in een goede bui vandaag; ik heb ze voor minder zien zakken.’

© Sjaak van Haaster

Haaster Koeriersdienst Deventer | Zutphen

haaster-koerier.nl