De Kolonie van Weldadigheid

Vier maanden lang kwam er geen woord uit mijn toetsenbord. Een writer’s block noemt men dat ook wel, al durf ik mezelf echt geen schrijver te noemen. De oorzaak was evident; er gebeurde niets. Ik schrijf niet graag over actualiteit, maar actualiteit was alles wat er was. Gek werd ik ervan. Dan maar daarover schrijven, dacht ik soms. Maar zo geforceerd als het voelde om krampachtig te zoeken naar een ander thema, zo geforceerd voelde het om te schrijven over dat, waar iedereen over schreef. En over praatte. Daarbuiten stond de wereld stil. De klokken op de Broederenkerk luidden traditioneel nog elke avond om tien uur. Nu echter niet om de mensen te manen zich terug te trekken binnen de stadsmuren, maar om zich op te sluiten binnen de muren van hun eigen huis.

Maakte ik dan niks mee? Nee, dat was natuurlijk ook niet helemaal waar. Zo kocht ik bij een lokale boekhandel de Atlas van de Wereldgeschiedenis alsof het een gram cocaïne betrof; om het tijdslot te omzeilen stuurde de boekhandelaar me een betaalverzoek, ik boekte het bedrag meteen over, klopte een kwartier later in een verlaten steeg op het raam van de achterdeur en hij overhandigde me illegaal het prachtige boek.

Opgetogen dompelde ik me onder in felgekleurde kaarten van veldslagen, migratiestromen en handelsverdragen. Geschiedenis. Ik heb de meest zinloze studie gedaan die er bestaat. Niet omdat ik er niets van geleerd heb, maar omdat naar historici niet geluisterd wordt. Op voorwaarde dat je er bijzonder weinig van opsteekt of je historische kennis onder stoelen of banken verbergt, schijn je er desalniettemin minister-president mee te kunnen worden.

In een verwoede poging verhalen te beleven en omdat de wereld toch al een grote gevangenis was, vluchtte ik naar Veenhuizen, het oord waar vanaf het begin van de negentiende eeuw landlopers, wezen en paupergezinnen onder toezicht werden gesteld. De Kolonie van Weldadigheid was een verwoede poging om door middel van tucht en discipline de armoede te bestrijden. De oude koloniale huizen stonden er nog. Op hun gevels prijkten woorden en leuzen die de paupers moesten doordringen van de deugden die hen op het rechte pad zouden brengen: Orde en Tucht, Bitter en Zoet, Toewijding, Bid en Werk, Werken is Leven, zo viel er op de panden te lezen. Maar dwang heeft een prijs, niets zo actueel als dat.

Op de begraafplaats van Veenhuizen openbaarde de Kolonie van Weldadigheid zich in haar onmenselijkste vorm. Bijna onleesbare grafstenen toonden de misère die zich hier honderdvijftig jaar lang had afgespeeld. Jaartallen die te snel op elkaar volgden, onthulden een bijzonder lage levensverwachting. Jonge kinderen lagen in hetzelfde graf als hun ouders, van veel overledenen was de naam onbekend. De tuberculose had hier duidelijk huisgehouden. Helemaal achterin stond een scheve, met mos begroeide zerk geïsoleerd van de rest. Hij eerde drie jonge mannen die door de bliksem om het leven waren gekomen. De geluksvogels.

Het gesticht was niet meer. In een van de koloniale huizen was nu een hotel gevestigd. In het achterste deel van het voormalige hospitaal, waar voorheen de tuberculoselijders werden ondergebracht, was een sauna opgetrokken. We lieten het ons welgevallen. In de gevangenis is een vrouw onontbeerlijk. Voor sauna’s is dat niet anders.

Terug in het echte leven prees ik me gelukkig met de dingen die ik had, maar maakte ik me zorgen om wat ik was kwijtgeraakt. Meewarig keek ik naar een samenleving, die volgens Margaret Thatcher niet bestond, maar desondanks veranderd was in een moralistische Kolonie van Weldadigheid die hopeloos gepolariseerd was geraakt. Jong en oud, arm en rijk, dik en dun, voor en tegen, zelfstandig en afhankelijk, sterk en zwak, groot en klein, bang en overmoedig, gelukkig en ongelukkig. Iedereen nam elkaar de maat, maar niemand luisterde écht.

In tegenstelling tot veel anderen had ik geluk. Dat is geen verdienste. Alles liep door zoals ik dat wilde, behalve de wereld en het leven. In het leven is geluk het enige dat telt. Niet het gelukkig zijn, maar het uitblijven van rampspoed en het ervaren van meevallers. Iedereen streeft naar geluk en zekerheid, maar geluk is ongrijpbaar en zekerheid een illusie. Intussen hoopte ik oprecht het geluk te hebben om te worden getroffen door de bliksem, maar dan het liefst wel over een jaar of vijftig.

© Sjaak van Haaster

Haaster Koeriersdienst Deventer | Zutphen

haaster-koerier.nl