Goed, ik was dus in Bosnië. Het land in komen was een fluitje van een cent, zoals ik eerder al vertelde. Een ongewoonheid voor dit soort landen. Op mijn heenreis naar Dubrovnik, Kroatië kwam ik de Bosnische Neum-corridor niet in, een kuststrookje van negen kilometer dat de Kroatische kust ruw onderbreekt met twee grenscontroles. Er was blijkbaar iets mis met mijn vrachtbrief waarop wat ondefinieerbare onderdelen waren omschreven die ik af moest leveren bij een luxueus jacht dat in de haven van Dubrovnik lag. Toen ik de douanier beleefd vroeg waarom ik er niet in kwam, antwoordde hij zoals het een hulpvaardige ambtenaar betaamt: “Because I say so.” Kijk, zoiets verwacht je tenminste. Hoe die geschiedenis afliep, vertel ik misschien nog wel eens.
Alles is hier dus zoals het hoort te zijn; Bosnië vertoont alle kenmerken van de Europese periferie. Mocht je nou ooit eens twijfelen of je nu wel of niet in de EU bent (en ben je de grenscontrole alweer vergeten), let dan op de volgende kenmerken.
1. Norse en corrupte overheidsdienaars
Zie het voorbeeld hierboven. Ben je niet overtuigd? Rijd met je auto naar Oekraïne.
2. Toestand van de wegen en de rijstijl van de locals
De infrastructuur is gebrekkig. Dit kan in het geval van Bosnië het beste worden verduidelijkt aan de hand van een voorbeeld. Stel, je bent in Osijek, het uiterste noordoosten van Kroatië, en je wilt naar Dubrovnik, het uiterste zuiden, dan ligt er een enorm obstakel in de vorm van het land Bosnië tussen. Het is dus verreweg het kortst om dit land simpelweg te doorkruisen; een trip van zo’n 530 kilometer. Maar: Bosnië kent vrijwel geen snelwegen. Als je omrijdt via Zagreb, wordt de reis 350 kilometer langer maar de reistijd blijft hetzelfde. Bovendien rijd je over biljartlakens van asfalt in plaats van hobbelige, bochtige wegen waar een snelheidsbeperking geldt van tachtig kilometer per uur en de corrupte politie je achter elke bocht een poot wil uitdraaien door middel van laserguns, flitspalen en allerlei onzinnige verkeerscontroles. In het uitzonderlijke geval dat je van Osijek naar Dubrovnik moet reizen, kies je uiteraard wel gewoon voor de laatste optie. Waarom? Omdat Bosnië adembenemend mooi is. Voor strakke snelwegen ga je wel gewoon naar Nederland, nietwaar?
Op de Balkan wordt anders autogereden dan wij gewend zijn. In het algemeen geldt voor landen: hoe slechter de wegen, hoe slechter de rijstijl. Inhalen is overal geoorloofd; over een doorgetrokken streep, voor een bocht, op een helling en op andere momenten waarop een westerling het niet in zijn gezonde verstand zou halen om een inhaalactie te plannen (Duitsers uitgezonderd misschien). Overigens gaat het altijd goed. Of nou ja, het ging goed op de momenten dat ik er getuige van was. Het kan dus wel, maar op mij maakt het toch een licht suïcidale indruk.
3. Zwerfhonden
Geen Balkanland zonder zwerfhonden. Ik ben de grens nog geen tweehonderd meter voorbij, of er sprint een dolle hond luid blaffend recht op mijn auto af. Een halve meter voor het gestoorde dier verpletterd zal worden onder het rubber van mijn banden, keert ie om.
In Jajce trof ik op de stoep een vechtende roedel zwerfhonden aan. Niemand trok zich er iets van aan. Het schijnt dat ze je aanvallen als je ze aankijkt. Dat heb ik dus maar niet gedaan.
In Oekraïne zag ik eens een motorrijder aangevallen worden door een paar honden. Had ie ze maar niet aan moeten kijken, denk ik dan.
4. Mannetjes die iets van je willen (geld)
Maak je maar geen illusies. Jij bent toerist en zij weten dat. Mannetjes hebben daar een neusje voor. Als ze het al niet meteen aan je auto zien, dan wel aan je kledingstijl of je zoekende, onzekere manier van lopen. Mannetjes zijn overal en spotten jou veel eerder dan jij hen.
In Bihac parkeerde ik bij een supermarkt. Ik was nog niet uitgestapt of er stond al een opdringerige jamverkoper aan mijn autodeur. Toen ik weigerde iets te kopen, riep hij me na: Van Baasten! Goellit! Raikaat! Mannetjes kennen de voltallige selectie van het Nederlands elftal van 1988 uit hun hoofd.
Ik ging naar Mostar om de brug te zien (vrij naar: Martinus Nijhof). Het is een stenen bruggetje dat instortte onder het geweld van de Balkanoorlog en zodoende daar een symbool van is geworden. Nu is het een toeristische trekpleister en zoals altijd vallen die vies tegen (denk aan Manneken Pis). Ik kon vlak bij het centrum wel gratis parkeren, althans, dat dacht ik. Toen ik terugkwam bij mijn auto, verscheen er echter uit het niets een mannetje met vettig, halflang sluikhaar en een bezweet hoofd. Aangezien hij waarschijnlijk zojuist uit een willekeurige steeg was komen opduiken en geen enkel zichtbaar kenmerk van autoriteit vertoonde, weigerde ik hem geld te geven. Hij droop af.
5. Leegstaande, vervallen gebouwen
Ga de Europese Unie uit en je ziet ze: lege, vervallen gebouwen. Overigens zie je ze in België ook, maar goed, het gaat om de kwantiteit. Leegstaande fabrieken, pompstations zonder dak en overwoekerd door onkruid, huizen zonder kozijnen waar bomen uitgroeien (dit is wel heel karakteristiek voor de Balkan; na de oorlog lijken er meer verlaten dan bewoonde huizen te zijn) en ga zo maar door. In Bosnië trof ik dorpen aan waar niemand meer woonde. Het is verleidelijk om daar gewoon tachtig te blijven rijden, ook omdat deze dorpen die zelden uit meer dan twintig huizen bestaan wel twee kilometer lang zijn als je de borden van de bebouwde kom mag geloven. Maar pas op: de Bosnische politie hecht veel waarde aan het matigen van de snelheid in spookdorpen.
Ik geef toe: deze lijst is verre van compleet. Maar mocht je ooit eens verkeren in een toestand van extreme desoriëntatie, pak hem er toch maar bij en kijk wat je om je heen ziet. Want tenzij je een extreem getrainde wijnproever bent, weet je dan in ieder geval of je je in Frankrijk of in Moldavië bevindt.
© Sjaak van Haaster – Tekstbureau de Taalformule