Ik moest van spullen af. Sterker nog, ik moest van veel spullen af. Ik was geïnfecteerd geraakt door het minimalismevirus, al was het een milde vorm. Maar spullen raak je niet zomaar kwijt. Iemand moet ze willen hebben en ze moeten verplaatst worden, meestal door middel van fysieke kracht. Aangezien geïnteresseerden niet uit zichzelf aan de deur komen – net als potentiële partners, heb ik me wel eens laten vertellen – was ik aangewezen op marktplaats en obscure facebook-groepen via welke enorme hoeveelheden rotzooi van de ene zolder naar de andere werden verplaatst. Als gevolg daarvan was mijn huis wekenlang een zoete inval van markante figuren die zich via de donkere krochten van het internet een weg hadden gebaand richting mijn restafval.
Zo was er een man – laten we hem Sjonnie noemen – die mijn tapijt wel wilde hebben. Sjonnie hield echter niet van sjouwen en flikkerde de vier meter lange en zo’n vijftig kilo wegende rol tapijt van tweehoog van de balustrade terwijl hij iets mompelde over de wet van Newton. Dan was er nog de dikke kale, die mijn ondervloer wel wilde hebben. De dikke kale was minder goed op de hoogte van natuurkundige wetten met betrekking tot zwaartekracht dan Sjonnie en na twee keer naar boven te zijn gelopen leunde hij al hijgend tegen de muur terwijl het zweet van zijn kop gutste. “Ik ben dit niet gewend”, meldde hij totaal overbodig, terwijl hij het zweet met zijn kingsize-hemd van zijn knalrode kop veegde en mij daarbij uitzicht bood op zijn enorme behaarde buik, die eerder op zijn knieën dan op zijn riem rustte. Mijn gasfornuis sleet ik aan Madelon, maar de gast die de volgende dag voor mijn deur stond, leek in de verste verte niet op wat voor Madelon dan ook. Alvorens ik een waterpomptang ging zoeken om de gasaansluiting los te koppelen, informeerde ‘Madelon’ of ik het al met de hand had geprobeerd. Ik knikte. Madelon draaide met zijn blote hand en een minimale inspanning de bout los, kon het niet laten om toch even smalend te benoemen dat ik niet erg sterk was, drukte me 25 euro in m’n handen en vertrok met mijn gasfornuis.
Via mijn werk heb ik weinig contact met particulieren, want die lijken niet te willen begrijpen dat je als koerier moet leven van je werk. Ze haken af wanneer je niet voor drie tientjes heen en weer rijdt naar Amsterdam, want hé, het kastje dat ik gekocht heb was maar twintig euro. Alsof ik daar iets mee te maken heb. Desalniettemin zijn er mensen die wel een reëel beeld hebben van de kosten die ik beroepsmatig maak. Zo was er de man die een appartement bewoonde aan het Vondelpark. Hij had zijn keukendesigntafel via marktplaats verpatst voor vierduizend euro, omdat hij ging verhuizen naar een appartement twee etages hoger, “want ik wil wel eens een ander uitzicht”, zo verklaarde hij. Toen de tafel gedemonteerd moest worden, zocht hij het hele huis af naar een ouderwetse tekendoos waarin enkele schroevendraaiers lagen te verstoffen. Het zou me verbaasd hebben als hij ze ooit had aangeraakt. Terwijl ik het tafelblad achterin mijn bus tilde, verkondigde hij dat ik een betrouwbare indruk maakte, wat vooral iets zei over het beeld dat hij van koeriers in het algemeen had. Misschien had ie verwacht dat ik het tafelblad op mijn knie doormidden zou breken om de losse delen vervolgens achteloos in mijn bus te werpen. Dan viel het natuurlijk alleszins mee.
Een andere keer haalde ik samen met een alcoholverslaafde een terrarium inclusief twee baardagamen op. Bij binnenkomst in het huis in Deventer werd ik bijna aan stukken gereten door een enorme hond die met een massieve plank in de keuken werd gehouden, maar het niet naliet om er met zijn voorpoten overheen te springen en de indruk te maken me te verscheuren als hij maar de kans kreeg. Op de terugweg werd ik onafgebroken aangestaard door twee baardagamen, waarbij een van de twee één keer zijn hoofd draaide. Dat was het.
En dan was er nog een tonnetje-ronde man die een nieuw matras had aangeschaft. Laten we hem Peter noemen. Peter wilde met mij meerijden, maar deed er vijf minuten over om zich in mijn wagen te hijsen. Ik maakte voor hem de gordel vast, want dat kon hij zelf niet. De gordel paste niet over zijn kolossale buik heen maar moest er bovenlangs waardoor hij als een terdoodveroordeelde door ophanging naast me zat. Tijdens het ritje dat hooguit tien minuten duurde, hadden we het bizar genoeg toch vrij snel over viagra. Peter was door een hele waslijst aan fysieke ongemakken (die hij ook stuk voor stuk de revue liet passeren) seksueel onthand. Waarom ik dat per se weten moest, ontging me. Hoe dan ook, viagra was hartstikke duur en dat zat Peter dwars. Hoe deze kolossale man zijn piemel omhoog moest krijgen om vervolgens ook nog een vrouw te beklimmen, was mij een raadsel, viagra of niet.
Hoe het ook zij, ik raakte mijn spullen kwijt. Links en rechts werd mijn huis door bonte types ontmanteld en leeggetrokken. Ik was klaar voor een nieuwe start met een nieuw huis en nieuwe spullen. Niet nieuw-nieuw, maar nieuw omdat ze anders waren. Anders als in vrolijk, anders als in kleurrijk. En godverdomme, wat was ik daar aan toe. Wat dit alles mogelijk maakte, was geluk. Heel veel geluk. Dat, en een vriend die me zei dat ik in een donker hol woonde. Ook daar heb je vrienden voor.
© Sjaak van Haaster