Het was warm en ergens ter hoogte van Hoogeveen stopte ik bij een tankstation om wat drinken te kopen. Toen ik uitstapte, viel mijn oog op de bedrijfsauto van een hekwerkbedrijf waarvan de motorkap omhoog stond. Vier mannen, qua leeftijd variërend tussen de vijfentwintig en de veertig, stonden er verveeld omheen. “Hé jongens, wat is er aan de hand?” vroeg ik terwijl ik even inhield. Het was een vraag vooral voor de vorm of uit pure interesse, want ik heb niet de illusie dat ik kan helpen.
Mijn zelfredzaamheid ten aanzien van auto’s beperkt zich tot lampen vervangen, vloeistoffen bijvullen en banden verwisselen. In de regel volstaat dat. Ook sleep ik wel eens mensen aan of breng ik dode auto’s weer tot leven met startkabels, maar dat is geen hogere wiskunde. Nergens voel ik me meer verloren dan in een bouwmarkt; ik heb er nog nooit zonder hulp gevonden wat ik zocht. Een vriend van me moest laatst erg lachen toen ik zei dat ik niet begrijp hoe sommige mensen de hele dag met een slijptol in de weer kunnen zijn. Ja, de meeste mannen zijn twee keer zo technisch als ik en zij waren met z’n vieren, dus reken maar uit. Het was iets met een lekkende radiator, en inderdaad, er lag een plas koelvloeistof onder de auto. “Waar moeten jullie naartoe?” “Heerde.” Verrek, Heerde, ja, nu zag ik het ook op de auto staan. Een overwegend christelijk dorp aan de rand van de Veluwe dat ik nooit gemist heb toen ik er eenmaal weg was; ik ben er opgegroeid.
Toen ik dat vertelde, wilden ze weten bij welke voetbalclub ik gespeeld had en op welke school ik gezeten had. SEH en de Brinkschool. “De Brinkschool? Ik ook!” zei de tot dan toe meest zwijgzame van het stel, die op de stoeprand was gaan zitten. Hoe heette ik dan? “Sjaak.” “Sjaak? Echt waar?” “Ja, en wie ben jij dan?” “Michel.” Michel, verrek, die kende ik ook nog wel. Ik gaf hem een hand. Vroeger een moeilijke gozer, maar ook een uitstekende voetballer. Volgens mij gaat dat vaker samen. ‘In de B’ heb ik nog eens tegen hem gespeeld. Hij werd door het hoofd van onze school eens publiekelijk voor de klas afgebrand en gekleineerd, nadat hij het hoofd van de naburige school had uitgescholden. Er werden dingen gezegd waar je als onderwijzer nu niet meer mee weg komt. Andere tijden. Voor zover ik me kan herinneren, ben ik ook eenmaal bij hem thuis geweest. Daar hoorde ik voor het eerst Nah Neh Nah van Vaya Con Dios, een nummer dat zijn moeder vaak luisterde. We hadden een kort gesprek over vroeger. Mijn specifieke herinneringen bleven onbesproken.
Alvorens mijn weg richting de shop te vervolgen, bood ik aan een colaatje en een Mars of zo voor ze mee te nemen. Ze sloegen het aanbod alle vier af. Weer iets geleerd. Niet aanbieden, gewoon kopen. Mensen voelen zich snel bezwaard. Toen ik terugkwam, zei Michel: “Bu’j nog steeds zo slim? I-j was d’r altied wel goed bie, hé?” Tsja, wat moest ik daarop zeggen?
‘Hij kon zo goed leren’, hoor ik mensen soms denken, al is dat waarschijnlijk mijn eigen onzekerheid. Het lastige van goed kunnen leren – wat dat dan ook moge zijn – is dat mensen denken dat je het ook leuk vindt. Ik heb leren nooit leuk gevonden. Vroeger niet en nu niet. Ik heb medelijden met jonge kinderen die nog een heel schoolleven voor zich hebben. Met veel pijn en moeite heb ik uiteindelijk een bachelor geschiedenis binnengesleept. Ik vind leren alleen leuk als ik zelf kan kiezen wat ik leer. Van moeten ga ik steigeren. Daarom werk ik waarschijnlijk ook voor mezelf. Op de middelbare school hing ik soms zo laveloos over mijn tafel heen, dat docenten dachten dat ik onder invloed was. Aan de andere kant maakte ik al op mijn vijfde een krant over de val van Ceaușescu, kan ik alle vijftig staten van Amerika opnoemen, ken ik alle Nederlandse snelwegen uit mijn hoofd en kan ik je alles vertellen over de geschiedenis van de Sovjet-Unie. Onderwijs is belangrijk, zonder meer. Maar soms denk ik ook dat het onderwijssysteem dat we hebben opgetuigd zichzelf in stand houdt, omdat je zonder diploma’s nou eenmaal weinig kansen hebt.
“I-j was d’r altied wel goed bie, hé?” De vraag hing nog in de lucht. Ja, ik was er altijd wel goed bij. Maar dat zei ik niet. Eigenlijk vond ik het vooral leuk dat ie dat nog wist.
© Sjaak van Haaster