Op televisie worden de EK afstanden in Kolomna uitgezonden. Een week geleden stond ik geheel onbedoeld naast de betreffende schaatsbaan.

’s Ochtends was ik per trein de drukte van Moskou ontvlucht. Op het station vergaapte ik me aan de onwaarschijnlijke bestemmingen van de langeafstandstreinen: Vorkoeta, Severodvinsk, Vladivostok. Binnen een uur zouden ze allemaal vertrekken voor een eenzame reis naar een stad gelegen achter de vrijwel onbewoonde Russische taiga. Ik zou nu gewoon naar de kassa kunnen lopen, een kaartje kunnen kopen en in de trein kunnen springen. Dat zou nog eens een avontuur zijn! Maar zo veel tijd had ik natuurlijk niet. Kolomna leek me een reëlere optie: een van de oudste steden van Rusland en slechts gelegen op 120 kilometer ten zuidoosten van Moskou, oftewel zo’n twee uur treinen.

Ik slenter wat door het Kremlin van Kolomna. Wat een stilte hier, heerlijk. Wel fijn dat dit Kremlin wat toegankelijker is dan dat in Moskou. De poorten tussen de afgebrokkelde muren staan gewoon open maar binnen de muren is vrijwel niemand te bekennen. Voorbij een kapel voorzien van de karakteristieke, orthodoxe koepels kijk ik over een muurtje heen dat reikt tot mijn schouder. Op een afstand van zo’n tweehonderd meter ontwaar ik een lelijk, futuristisch gebouw met daarop de aankondiging: Europese Kampioenschappen van 5 tot en met 7 januari. Kolomna, Kolomna… Verrek, dat is hier dus. Als ik het woord enkele malen in mijn hoofd herhaal, hoor ik het Herbert Dijkstra zo zeggen. Vanochtend op het station ging er bij mij echter nog geen belletje rinkelen.

Het contrast tussen het stadion en het Kremlin is groot. Te groot. Ik keer de schaatstempel de rug toe en vervolg mijn weg richting het klooster. Bij de ingang staat een Aziatisch uitziende bedelaar. Hij heeft een gedrongen doch breed postuur en een ongeschoren gezicht. De verschillen in lengte van zijn gezichtsbeharing laten zien dat het in ieder geval zijn bedoeling is om een snor en een klein sikje te laten staan. (Centraal-)Aziaten zie je veel in Rusland. Ze komen veelal uit de voormalige Sovjetrepublieken Tadzjikistan, Kirgizië en Oezbekistan.

In de trein las ik Het einde van de rode mens, een boek met opgetekende verhalen van mensen die de omwenteling van de communistische Sovjet-Unie naar het ‘vrije Rusland’ hebben meegemaakt. Eén hoofdstuk gaat over het lot van de Tadzjieken in Moskou. Hun verhalen zijn deerniswekkend. In recente jaren besloten veel van hen naar de Russische hoofdstad te trekken in de hoop daar werk te vinden. Tadzjieken zijn extreem gastvrij; een vreemde die voorbijkomt, wordt bijna letterlijk naar binnen gesleept en voorzien van thee en allerlei lokale lekkernijen. In de Sovjet-Unie hadden Russen en Tadzjieken dezelfde hoofdstad: Moskou. Daar zouden de welwillende Aziaten toch wel welkom zijn?

Niets is minder waar. Ze leven als illegalen zonder verblijfspapieren opeengepakt in de kelders van Moskouse herenhuizen. Ze werken onder erbarmelijke omstandigheden in sectoren als de bouw en de schoonmaak, zonder enige wettelijke bescherming. ‘O, je wilt betaald hebben voor je werk? Oprotten, vuile Aziaat, voordat ik je aangeef bij de politie!’ Tien keer per dag vraagt diezelfde politie om hun verblijfspapieren. Als ze die niet kunnen tonen, worden ze meegenomen naar een verderop geparkeerd busje. Om smeergeld te betalen. Of afgeranseld te worden als ze tot het eerste niet in staat zijn. Enkele jaren geleden was ik getuige van zo’n controle. Voor de ingang van een supermarkt (de politie weet wel waar ze moeten gaan staan) werd iedereen met een Aziatisch uiterlijk staande gehouden. Sommigen werden weggevoerd naar een politiebusje. Door de etnische Russen worden ze geminacht: hoe kun je je dochter nog veilig over straat laten gaan, wetende dat al die duivelse Tadzjieken en Oezbeken het op ze gemunt hebben?

De bedelaar knikt me vriendelijk toe wanneer ik het klooster binnen ga. ‘Ik geef altijd aan bedelaars’, riep ik tot enkele jaren terug vol overtuiging, totdat ik las dat er in Europa een hele maffia achter schuilgaat. Zij bepalen wat de beste plekken zijn om te bedelen en welke plek voor wie bestemd is. De bedelaars dragen het gros van hun opbrengst aan hen af. Hoe schrijnender ogenschijnlijk de situatie van een bedelaar is, hoe groter de kans dat het geënsceneerd is. Een Roma-vrouw met een slapend kind in haar armen voor de ingang van de Sacre Coeur? Trap er niet in: je steunt de maffia.

Op een terras in Roemenië kwam eens een ketting van Roma-kinderen rond mijn tafel staan. Ze hielden elkaars hand vast en keken zo zielig mogelijk. Ik gaf ze niks. Hoewel ik wíst dat het geen zuivere koffie was, voelde ik me toch een botte lul. En laat dat nou precies het gevoel zijn waar op ingespeeld wordt. Gruwelijk om in deze wereld opgezadeld te zijn met een geweten.

Als ik de poort weer uitloop, spreekt de bedelaar me aan. De bedelmaffia is vast nog niet doorgedrongen tot verlaten kloosters in Russische provinciesteden. Ik geef hem een briefje van honderd roebel. Hij pakt mijn hand en wenst me een heel goed nieuwjaar. Ook weet hij zeker dat mij spoedig veel goede dingen zullen overkomen. Misschien zegt ie het tegen iedereen die ‘m geld geeft, maar zijn lieve woorden raken me.

Terwijl ik wegloop, veranderen de goudkleurige, ronde koepels voor m’n waterige ogen in kronkelige objecten. Ik huil, omdat de goede dingen reeds begonnen zijn.

© Sjaak van Haaster – Tekstbureau de Taalformule

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s