Ik sla het portier dicht nadat ik mijn auto met het paarse bedrijfslogo achteruit heb ingeparkeerd. Een te luide stem achter mij trekt mijn aandacht. Terwijl de sloten van de auto zich met een holle klik vergrendelen, kijk ik achteloos om naar de richting waaruit de stem afkomstig is. In de deuropening van een nabij huis ontwaar ik een man die iets in mijn richting lijkt te roepen. Ik schat hem een jaar of 45. Zijn golvende, grijzende haar hangt tot over zijn oren. Hij draagt een lichtblauwe sweater die zijn uitdijende buik niet meer kan verbloemen. Zijn hals is opgesierd met een suf, beige sjaaltje. Een prototype kakker, zo op het eerste gezicht. Enkele meters bij hem vandaan staan een man en een vrouw die duidelijk door hem uitgelaten worden.
‘Haaster! Koerier! Haaster Koeriersdienst! Hé, heb je haast?!’ Hij roept het echt. Ondertussen kijkt hij me aan met een grijns die een ongezonde dosis zelfvoldaanheid verraadt. Wat moet ik hier in godsnaam op antwoorden? Hoe reageer je op een tenenkrommend slechte grap, waarmee de maker ervan toch erg in zijn nopjes is? Het irriteert me. Niet om het zeer voor de hand liggende verband dat hij legt tussen mijn bedrijfsnaam en de branche waarin ik werkzaam ben, nee, dat is juist de bedoeling; ik heb niet voor niets mijn eigen achternaam daarvoor ingezet. Nee, de oorzaak van mijn irritatie is het feit dat hij een open deur intrapt en doet alsof hij een briljante link heeft gelegd. Want waarom zou je er anders een grap over maken? De reacties die ik vaak van klanten krijg, zijn: ‘Wat een toepasselijke naam voor een koeriersbedrijf!’ of: ‘Jij boft maar met zo’n achternaam als koerier!’ Daar blijft het dan bij.
Ik ben het niet gewend om bespot te worden met mijn achternaam. Mijn voornaam daarentegen is al mijn hele leven een bron van plezier en een mikpunt van spot voor anderen. Even overwoog ik te zeggen: ‘Hé, mijn voornaam is Sjaak. Daar kun je vast ook nog wel iets mee.’
De kinderen op mijn basisschool konden er in ieder geval altijd wel iets mee. Sjakie van de Hoek, Sjakie van Flodder, Sjaak en de bonenstaak, Sjakie en de chocoladefabriek, Sjaak afhaak, de Sjaak zijn, ik heb ze allemaal honderd keer gehoord. Op de voetbal noemden ze me ‘Sjakie en de wondersloffen’, naar een stripheld die de sterren van de hemel speelde wanneer hij de oude, aftandse schoenen van zijn held Voltreffer Vick droeg, maar geen deuk in een pakje boter trapte wanneer hij zijn sloffen kwijt was. Als kind dacht ik: als ik eenmaal groot ben, zal ik hier geen last meer van hebben want volwassenen doen zulke dingen niet. Maar volwassenen doen zulke dingen óók. Ik heb feestjes meegemaakt waar mensen me niet geloofden wanneer ik me aan hen voorstelde en zei dat ik Sjaak heet. Laatst ging ik in de middag samen met mijn vriendin reserveren in een restaurant, met de intentie daar enkele uren later terug te keren. ‘Op welke naam mag ik de reservering zetten?’ vroeg de serveerster. ‘Sjaak’, antwoordde ik. Het was de goden verzoeken. ‘Ik ben de Sjaak’, zei ze met een raar stemmetje terwijl ze onze reservering noteerde. Ik was verbijsterd, we zijn er niet meer gaan eten. De reservering heb ik laten staan.
Mijn ouders heb ik er regelmatig om vervloekt, maar zij konden in 1984 ook niet weten dat de toen traditioneel Hollandse naam in de decennia erop zou uitgroeien tot een mikpunt van grenzeloze spot. Bij tijd en wijle overwoog ik mijn naam te veranderen, maar dat voelde als capituleren voor al die mensen met hun kinderachtige grappen. Iemand zei me eens: ‘Je bent een aparte gozer en daar hoort een aparte naam bij.’ Dat heeft me enorm geholpen om mijn naam niet langer te haten, maar om hem te omarmen. Toen ik mijn vriendin net kende en ze in de kroeg aan een andere vrouw vertelde dat ik Sjaak heet, reageerde die met: ‘Fantastisch! Iedereen wil toch een vriend die Sjaak heet!’ Zo zal het vast niet zijn, desalniettemin helpt het me wel.
De man met het golvende, grijze haar kijkt me nog steeds grijnzend aan, wachtend op een reactie die ik eigenlijk niet wil geven. ‘Goeie grap’, pers ik cynisch uit mijn lippen terwijl ik aanstalten maak om weg te lopen. ‘Tsja, dat krijg je ervan, hè?’ reageert hij triomfantelijk. Ja, het is allemaal mijn schuld.
© Sjaak van Haaster