Wanneer de huizenrij aan mijn linkerkant eindigt, wordt het kale, modderige terrein waarop ooit mijn basisschool stond stukje bij beetje zichtbaar. Ze hebben hem tegen de vlakte gegooid, met de grond gelijk gemaakt, die kloteschool. De gymzaal, die zich ernaast bevond, is verworden tot een laag zand, net iets lager gelegen dan de omliggende grond. Een rij struiken markeert het schoolplein waar ik ontelbare keren heb gevoetbald. De doelen bestonden uit een houten bankje aan de ene kant en twee betonnen paaltjes aan de andere kant. Als enige jongen van mijn klas speelde ik in een team met de lagere klassen. Mijn klasgenoten wilden mij er niet bij hebben. Toch was ik helemaal geen prutser. In het jaar dat ik bij SEH eindelijk naar de selectie zou gaan, bepaalde het lot echter dat we naar Warnsveld verhuisden.

Ons huis is er nog wel. Het staat –letterlijk– op een steenworp afstand van de gesloopte school. Talloze malen heb ik de honderd meter naar het schoolplein met lood in mijn schoenen afgelegd. Ik loop het doodlopende steegje in dat naar de poort leidt die toegang gaf tot onze achtertuin. Achterin blijf ik staan. Ik hoor een schuurdeur sluiten en meteen daarna een vrouwenstem. Terstond zet ik me in beweging – een gesprek met mijn voormalige, nieuwsgierige buurvrouw is het laatste waar ik op zit te wachten. Zei ze nou ‘hé Sjaak’ of vergis ik me? Resoluut loop ik door. De stem blijft weg.

Ik loop de steeg uit en ga linksaf, langs het hoekhuis. Op de hoek woonde de dominee. Tegen het zijraam van het huis, waarvan rond verkiezingstijd de doorkijk ontnomen werd door een poster van de Reformatorisch Politieke Federatie, gooiden we in de winter naar hartenlust sneeuwballen. Hij kwam dan razend naar buiten gestoven, ongetwijfeld om ons even wat onvervalste, christelijke tucht bij te brengen. Eenmaal bleef ik staan en dreef ik het nét iets te veel op de spits; hij haalde uit en sloeg de bril van m’n hoofd. Wegrennen voorkwam erger. Mijn bril kon ik later gewoon pakken, die had ie netjes op de heg neergelegd.

Tegenover die bewuste heg staat een auto geparkeerd. De man achter het stuur herken ik als mijn vroegere buurjongen. Hij is lelijk geworden, dat doet me deugd. Terwijl ik langsloop, word ik gegroet door zijn vader, die op het punt staat om bij zijn zoon in de auto te stappen. Hij herkent me niet, gelukkig, maar het was geen kwaaie vent eigenlijk, in tegenstelling tot zijn vrouw. Ze wilde liever niet dat ik op zondag de auto van mijn vader waste. Ook gaf ze me op de dag des Heeren geen gulden voor mijn rapport, een gulden geven aan een achtjarige buurjongen verbrak de zondagsrust. De rookbom die we eens onder haar raam gooiden, deed dat zeker. Het feit dat ze net de ramen had gelapt en het op de Rustdag niet kon doen, vervulde ons met plezier.

Ik begeef me weer richting de school. De bankjes en de paaltjes zijn weg, evenals de bomen, de zandbak, het klimrek en de tegels. Alleen het betegelde trapje, waarover ik als kind dikwijls met een steen in mijn maag het plein betrad, ligt er nog. Het eindigt nu echter in een rommelig niemandsland, precies waar de school me acht jaar lang op voorbereidde. Symboliek is vaak tragisch.

‘Waar er twee ruzie hebben, hebben er twee schuld’, reclameerden de onzalige juffen en meesters zonder enige realiteitszin na elke schaamteloze charge van mijn kwelgeesten. Nee, pesten bestond niet bij ons op school.

Wij waren import en dan hoor je er niet bij. ‘Je bent niet van hier’, zo zegt men dat in deze contreien. Mijn ouders kwamen weliswaar uit het westen, ik was geboren in een iets verderop gelegen dorp. Daar hadden de arbeiderskinderen uit mijn klas vast geen boodschap aan gehad. Onder invloed van hun ouders die de onderwijzers klaarblijkelijk angst inboezemden, leek mijn school meer op een kolonie die van buitenaf bestuurd werd, met een handvol meesters en juffen als marionettenregering.

Het geeft een vreemd contrast, mijn nieuwe bus naast wat ooit mijn oude school was. Iets wat ik zelf heb opgebouwd naast iets wat ik graag zelf had afgebroken. Een groot bord geeft aan wat er op het kale terrein gebouwd gaat worden: twee royale hoekwoningen, vijf royale tussenwoningen en vier royale schakelwoningen. Niet-royale woningen bestaan niet meer. Het woord royaal heeft op deze plek voor mij een vreemde betekenis. Mijn school en zijn leraren waren enkel royaal in hun nalatigheid.

© Sjaak van Haaster

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s