Ik wilde er niet meer zijn. Of nee, ik wilde niets zijn. Want niets wil niets en niets voelt niets. Maar ik was er en ik wilde en ik voelde. Waar zou ik nog een vrouw vinden die aan de Franse kust met mij zou slapen in mijn bus bij temperaturen onder nul, die ik in Ierland kon verrassen met een onaangekondigd bezoek en die samen met mij naakt zou paraderen in kleine stukjes paradijs?
Ik leerde dat er vragen zijn die een antwoord verdienen, maar dat nooit krijgen. Ik leerde dat verdriet kan voelen als een dolk die op willekeurige momenten in je buik gestoken wordt en in je maag wordt rondgedraaid. Niet te doen. Ik leerde dat missen soms het enige is wat je kunt doen. Ik leerde dat slapen de enige pijnloze bezigheid op een dag kan zijn. Ik leerde dat in mijn lijf een pavlovreactie plaatsvond bij het tegenkomen van haar spullen, het lezen van Zwolle op borden boven de weg en het oprakelen van zoete, doch pijnlijk geworden herinneringen. Ik leerde dat een koerier die na een lange dag op weg is naar vrouwelijke geborgenheid een andere is dan de koerier die op weg is naar niets.
‘Niet een handvol, maar een land vol’, er was echt iemand die dat zei. Een grotere miskenning van mijn emotionele toestand was niet denkbaar. Stompzinnigheid is hardnekkig, en soms verwijtbaar.
De broodnodige hulp kwam soms uit onverwachte hoek. Ik hield lijntjes met Leuven, Utrecht, Zutphen, Deventer en Zwolle. Of zij hielden lijntjes met mij. Ik ben ze er dankbaar voor.
En als ik door de overweldigende leegte verzwolgen dreigde te worden, dan was er Leonard Cohen, die met een krachteloze en doorrookte stem precies dat verwoordde, wat niet te verwoorden was. Versteende bloemen, een zee enkel van zand, mensen die je pijn deed en daarvan nooit zouden helen, een eindeloze nacht. Zo zou het zijn. En zo was het, verdomme.
© Sjaak van Haaster