Onlangs werd ik benaderd door een vrouw die een pakket wilde verzenden voor een belangrijke bijeenkomst. Ze kwam hier twee maanden van tevoren mee, dus ik kan wel zeggen dat ze ruim op tijd was. Twee uur is in mijn branche gebruikelijker.

Na het eerste telefoontje wilde ze een bevestiging per e-mail ontvangen met datum, tijd en prijs. Dat begrijp ik; het is fijn om zulke afspraken zwart op wit te hebben. Wat ik minder goed begrijp, is dat ze mij nadien nog minstens vier keer heeft gebeld om te controleren of ik de afspraak niet al vergeten was. Er verstreken een paar weken en dan ging de telefoon weer: “De afspraak staat nog steeds, hè?” “Jaahaa, de afspraak staat nog steeds.” “Een extra bevestiging is niet nodig?” “Neehee, een extra bevestiging is niet nodig.” Ik heb nog nooit iemand ontmoet die zo veel bevestiging nodig had, afgezien van enkele vrouwen die ik heb gedatet. Hoezeer ik haar ook op het hart drukte dat ze zich geen zorgen hoefde te maken, dat ik de afspraak niet zou vergeten en dat ik op tijd zou komen, ze bleef bellen tot de voorlaatste dag. Gelukkig ben ik een geduldig mens.

Blijkbaar kon ze zich niet voorstellen dat als je een koerier belt en met hem een afspraak maakt, hij ook daadwerkelijk komt opdagen op het afgesproken moment. Wellicht was het de eerste keer dat ze een koerier in de arm nam. En toen moest ik plots terugdenken aan míjn eerste ervaring met een koerier. Als zij een vergelijkbare ervaring had, dan begreep ik haar wel.

Ik was 22 jaar oud en zocht een bijbaantje naast mijn studie. Op internet vond ik een vacature voor een nachtroute. Ik belde, maar kreeg geen gehoor. Zodoende stuurde ik een sms en vroeg wat voor route het was. Ik kreeg terug: ‘Het betreft om een krantenroute.’ Toen had ik misschien al beter moeten weten. Anderzijds, als koerier hoef je geen taalvirtuoos te zijn.

De krant waar het om ging, was de ‘Metro’. Je weet wel, dat smoezelige, gratis krantje dat je aan het eind van de dag besmeurd met koffie op en onder alle banken in de trein terugvindt. Ik besloot het een kans te geven. De nacht die volgde kan ik alleen maar omschrijven als een volstrekt surrealistische en weerzinwekkende ervaring.

Om half twee ’s nachts hadden we twee pallets vol met kranten geladen bij de drukkerij van Metro. Mijn leermeester trapte de nacht af met een drag race tegen een andere koerier op het industrieterrein van Diemen. Superverstandig met duizend kilo aan kranten achterin de bus. Het was een verontrustende voorbode van wat komen zou.

Op de snelweg reed hij 150, in de bebouwde kom 100. Hij wist precies waar de flitspalen stonden en ging op die plekken vol in de ankers, reed even 50 om vervolgens het gas weer vol in te trappen. Het was half maart, maar het zijraam stond continu open. Hij was om zeven uur die ochtend begonnen met werken en kon anders niet wakker blijven.

In Gorinchem stuitten we op een grootscheepse politiecontrole. “Hmm,” zei de agent aan het raam, “er is iets met uw rijbewijs. We trekken het even na.” Even later kwam hij terug. “Klopt het dat uw rijbewijs een tijdje ingenomen is geweest?” “Ja”, antwoordde de koerier. Nadat we door mochten rijden, vroeg ik hem ernaar. Hij had in een dronken bui samen met een vriend iemand aangereden. De rijbevoegdheid was hem destijds een jaar ontzegd. “Hoe heb je dat dan met je werk gedaan?” vroeg ik ongelovig. “O, gewoon doorgereden”, antwoordde hij laconiek.

Ergens in de Betuwe reden we in het pikkedonker over een kruising van landwegen. Op de hoek stond een kleine boerderij. “Daar woont mijn vader,” zei hij, “maar ik zie hem nooit. Het is een klootzak. Als ik hem zou zien, rijd ik over hem heen.” Als ik mijn verachtelijke, pafferige autogenoot zo bekeek, begreep ik wel dat er vroeger het een en ander mis moest zijn gegaan, maar in dit geval was ik toch meer geneigd om het voor zijn voor mij onbekende vader op te nemen.

De telefoon ging. Andere gesprekken voerde hij via de carkit, maar voor dit hield hij de telefoon in zijn linkerhand, terwijl hij met rechts stuurde en schakelde. De helft die ik van het gesprek meekreeg, vervulde me met een onbeschrijfelijke weerzin. Hij zei dingen als: ‘O, hmm, dat lijkt me wel lekker…’ en ‘wanneer heb je tijd voor me?’ Ongevraagd vertelde hij dat het een vrouw van de basisschool was die hij onlangs bij een reünie weer gezien had. Met tegenzin hoorde ik het aan. Intussen schoof ik onbewust zo dicht mogelijk tegen het portier aan. Het liefst was ik er doorheen gekropen. De bestelbus was niet groot genoeg om hem buiten mijn persoonlijke ruimte te houden; in dit geval had dat minimaal een paar meter moeten zijn.

Logischerwijze besloot ik niet meer terug te komen. Ik belde hem op om dat te zeggen én dat ik graag wel betaald wilde worden voor die ene werknacht. Hij zei dat ik naar m’n centen kon fluiten en hing op. Ik heb ‘m net zo lang gestalkt tot hij het geld overmaakte. Het was een schamele genoegdoening voor een vreselijke nacht.

Het is eigenlijk een wonder dat ik nadien alsnog koerier ben geworden. Aan de andere kant, vanaf toen wist ik dat ik me in de koerierswereld kon onderscheiden. Hopelijk heeft de-vrouw-die-zo-veel-bevestiging-nodig-had dit gemerkt.

© Sjaak van Haaster – Tekstbureau de Taalformule

Een gedachte over “De weerzinwekkende koerier

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s